Johannes Vermeer, Jonge vrouw met een waterkan, ca. 1662-1665
Onderwerp van het schilderij is een in gedachten verzonken vrouw tijdens een alledaagse activiteit, een thema dat Johannes Vermeer meermalen op het doek vastlegde. Hier staat de mijmerende vrouw in de hoek van een kamer met de ene hand aan het geopende venster en de andere aan de waterkan. De verstilde beweging, de zachte gelaatsuitdrukking van de vrouw en de sereniteit van het blauw van de rok geven de compositie een uitstraling van zuiverheid en innerlijke rust. Ook de waterkan, symbool voor reiniging, benadrukt de associatie met zuiverheid. Vermeer gebruikte het door het venster binnenvallende licht om de open houding van de vrouw te benadrukken. Het lichtschijnsel vestigt de aandacht op het gebied onder haar armen.
In het schilderij komt ook de relatie tussen de huiselijke omgeving en de buitenwereld naar voren. Burgerlijke vrouwen in de Gouden Eeuw werden geacht zich vooral binnenshuis op te houden. Maar de landkaart en het geopende venster zijn juist weer elementen die de relatie met de buitenwereld benadrukken. Op de landkaart is het zuidelijke deel van de Zeventien Provinciën te zien.
Ten slotte kan het schilderij ook beschouwd worden als een studie van Vermeers favoriete kleur, blauw. De kleur komt overal terug: het glas in lood van het raam bevat blauwtinten; de rok van de vrouw is donkerblauw en haar jasje donkerblauw met geel; er hangt een lichtere blauwe reep stof over de stoel met de donkerblauwe leuning die bovendien nog een reflectie op de waterkan geeft; het tafelkleed heeft blauwe bloemen op een rode achtergrond; de roede van de landkaart is blauw en zelfs de linten uit het juwelenkistje hebben deze kleur.