Johannes Vermeer, Het meisje met de parel, ca. 1665-1667
Het schilderij is een zogenaamde tronie, een studie van een opvallend gezicht, een gelaatsuitdrukking of karakter. Rembrandt maakte dit genre in de 17e eeuw populair. Tronies werden in groten getale voor de open markt geproduceerd. Anders dan bij portretten waren de modellen vrijwel altijd anoniem. Net als Vermeers andere modellen heeft men het meisje nooit kunnen identificeren. Hoewel zijn oudste dochter Maria, die in die periode twaalf, dertien jaar oud was, als kandidaat wordt genoemd is daar geen enkel bewijs voor.
Het afgebeelde meisje draagt een blauwe tulband met een gele, omlaag vallende doek. De tulband werd nat-in-nat geschilderd en bevat tinten van een mix van loodwit en ultramarijn, met daaroverheen een ultramarijn-blauwe glacislaag.
De hoofdbedekking contrasteert met het bruinachtig gele jasje met de witte kraag. In het oog springt de ‘parel’, die geen parel is; een grootse creatie van glimlichten en schaduwen en rafelige randen.[3] Met twee verfstreken gaf Vermeer linksboven een helder lichtaccent en onderaan een weerschijn van haar witte kraag. Gezien de grootte is het eerder een glazen, gelakte ‘druppeloorbel’ dan een natuurlijke parel. Ook de modellen op Meisje met de rode hoed en Meisje met de fluit dragen dergelijke oorbellen.
Het lijkt alsof het meisje met haar onbevangen blik direct contact zoekt met de toeschouwer. Haar vochtige, extra rood aangezette lippen geven haar een sensuele uitstraling. Het meisje heeft geen wenkbrauwen, noch wimpers. De achtergrond is zwart, maar was oorspronkelijk donkergroen. Door de aantasting van kleur en glans is die laag in de loop der eeuwen donkerder geworden.