Vincent van Gogh, Vaas met anjers, 1886
Dit bloemstilleven ontstond in de periode tussen juli en september 1886 tijdens Vincent van Goghs verblijf in Parijs. Hij was ingetrokken in het appartement van zijn broer Theo aan de Rue Lepic. Theo werkte bij de kunsthandel Goupil & Cie; hij had de leiding over het filiaal aan de Boulevard Montmartre. Theo had toestemming om werken te exposeren van moderne kunstenaars als de Impressionisten en de Pointillisten. Met een aantal van hen was hij goed bevriend; één van hen was Adolphe Monticelli. Van hem bezat hij een bloemstilleven dat grote indruk maakte op Vincent. Deze zal het zeker goed bestudeerd hebben toen hij er zich toe zette een aantal bloemstillevens te schilderen als een studie in het gebruik van kleur en tonaliteit. In zijn latere brieven aan Theo kwam Vincent herhaaldelijk terug op het bloemstilleven van Monticelli. Het boeket van Monticelli, dat zich tegenwoordig in de collectie van het Rijksmuseum Vincent van Gogh in Amsterdam bevindt, is in compositie zeer verwant aan dit bloemstilleven van Vincent van Gogh. De bloemen zijn schijnbaar achteloos in de vaas geschikt en geplaatst tegen een donkere achtergrond. Ook in werkwijze zijn er overeenkomsten aan te wijzen. Van enige terughoudendheid in het kleurgebruik, zoals gangbaar bij de Salon-schilders, is geen sprake. Het ging Van Gogh om een intense kleur, niet een grijze harmonie.