Pieter Bruegel de Oude, Jagers in de sneeuw, 1565
Jagers in de sneeuw, ook wel De terugkeer van de jagers, is een schilderij van Pieter Bruegel de Oudere, olieverf op hout, uit 1565. Het werk maakt deel uit van een serie van een zestal schilderijen over de seizoenen van het jaar en wordt gerekend tot de renaissance-periode in de Nederlanden. Het behoort tot de collectie van het Kunsthistorisches Museum te Wenen. Bruegel signeerde het werk rechtsonder met ‘BRVEGEL. M.D.LXV’.
Jagers in de sneeuw toont een geïdealiseerd winters tafereel waarin jagers, vergezeld door hun honden, terugkeren na een jachtpartij. Bruegel zet in gedempte kleuren, met veel grijstinten, het beeld neer van een kalme, koude en bewolkte dag. De zon is reeds ondergegaan en er is geen schaduwwerking. Bomen staan er bladerloos bij. Klaarblijkelijk is de jacht niet bijzonder succesvol geweest: de honden zien er afgemat en mager uit, slechts één jager draagt het schamele kadaver van een vos met zich mee.
Het schilderij zit verder vol met details uit een zestiende-eeuws dorpsleven: vanuit de bergen stroomt een kleine rivier vredig naar beneden. In de bocht van de rivier liggen een aantal huizen, in het vlak rechtsonder zijn tal van schaatsende en sleeënde mensen te zien. Ook wordt op het ijs een vorm van curling gespeeld. Op een kunstmatig aangelegd meer, rechtsbeneden staat een watermolen met ingevroren rad en een brug, in de bergen ligt een burcht. De herberg links heet ‘Dit is gulden Hert’, hetgeen verwijst naar Eustachius van Rome, de schutspatroon van de jagers. Het scheef hangen van het bord kan gezien worden als een verwijzing naar de onfortuinlijke jacht van de weergegeven jagers. Vanuit de herberg lijkt de rooklucht van het vuur voor de bereiding van een varken bijna ruikbaar voor de toeschouwer. In het midden van het beeld is een vogelval te zien, in de verte een schoorsteenbrand (waarbij met ladders te hulp gekomen wordt), op de voorgrond drukt de sneeuw op een bramenstruik.
De jagers op het schilderij staan allemaal met de rug gekeerd naar de toeschouwer, hetgeen de indruk van een toevallige en min of meer heimelijke waarneming creëert. Het typisch bruegeliaanse motief was ook een manier om de blik van de toeschouwer in het schilderij te zuigen. De schaatsende figuren in de verte lijken kleine silhouetten, hetgeen de onbeduidendheid van de mens in de natuur illustreert.
De geografische situering van het schilderij is niet geheel te duiden en moet waarschijnlijk gezien worden als een mengeling: de Vlaams-Brabantse dorps- en omgevingselementen lijken niet te rijmen met het bergachtige landschap, waarmee Bruegel tijdens een Alpenreis kennis had gemaakt. De burcht lijkt Duits en komt ook in andere werken van Bruegel terug. Bruegel componeerde met andere woorden een ideaal cultuurlandschap.